24 november 2005, Amsterdam - Tien jaar geleden trad in Nederland het Verdrag voor de Rechten van het Kind in werking. Hoewel Nederland bekend staat om zijn kindvriendelijkheid, werd het door het VN-Comité inzake de Rechten van het Kind zowel in 1999 als in 2004 op de vingers getikt. Jaap Doek, voorzitter van dit VN-comité: "Meneer Balkenende, er is werk aan de winkel. Succes!"
Om de rechten van kinderen beter te kunnen beschermen, werd op 20 november 1989 door de Verenigde Naties en Unicef het Verdrag voor de Rechten van het Kind aangenomen. Van de 193 VN-lidstaten hebben 191 leden het verdrag geratificeerd, waaronder Nederland. Ruim vijf jaar na de ondertekening trad het verdrag daadwerkelijk in ons land in werking.
Nederland op aantal punten 'problematisch'
Met de ondertekening en ratificatie van het verdrag is een land verplicht de rechten zoals in het verdrag beschreven, te realiseren. Kinderen moeten de kans krijgen mee te denken en te praten over kwesties die voor hun van belang zijn. Verder dient het land zich te houden aan de kinderrechten uit het verdrag. Zo heeft elk kind recht op een naam en een nationaliteit, recht om op te groeien bij familie, recht op onderwijs en op een veilig en gezond leven. Ook heeft een kind recht op spel en ontspanning en op bescherming tegen kinderarbeid, mishandeling en geweld. Het belang van het kind staat voorop.
Om te toetsen of landen zich aan deze afspraken houden, moet ieder land elke vijf jaar verslag uitbrengen aan het VN-Comité inzake de Rechten van het Kind in Genève. Nederland deed dat in 1999 en 2004. Een aantal punten werd toen als 'problematisch' beoordeeld.
De situatie voor kinderen in Nederland is slechter geworden
In Nederland wonen bijvoorbeeld kinderen zonder het Nederlandse staatsburgerschap. Zij kunnen geen aanspraak maken op bescherming en op de rechten die kinderen met de Nederlandse nationaliteit wel hebben. Het tweede punt dat door het VN-Comité werd aangesneden, is dat er in Nederland een verschuiving is van het begrip 'kind'. Kinderen in Nederland worden mondiger. Het gevolg is dat ze al op jonge leeftijd verantwoordelijk worden gehouden en aansprakelijk worden gesteld voor hun gedrag. In de praktijk van het strafrecht worden steeds vaker kinderen tussen de 16 en 18 jaar berecht volgens het volwassenenrecht.
Terugblikken en vooruitkijken
Op deze en meer punten moet worden ingesprongen. Daarom organiseerde het in 1995 opgerichte Kinderrechtencollectief begin november een werkconferentie in Den Haag. Doel was een terugblik: wat heeft tien jaar Kinderrechtenverdrag in Nederland veranderd? Daarnaast werd de blik op de toekomst gericht: wat moet er de komende vijf jaar voor kinderen in Nederland gebeuren? Bestuurders, beleidsmedewerkers en andere belangenbehartigers van jeugdbeleid, jeugdzorg, jeugdwelzijn, vreemdelingenbeleid, jeugdstrafrecht, jeugdgezondheidszorg, onderwijs en ontwikkelingssamenwerking waren voor deze conferentie uitgenodigd.
Er werd open en eerlijk gesproken en er vielen soms harde woorden. "De situatie voor kinderen in Nederland is slechter geworden," zei Stan Meuwese, voorzitter van het Kinderrechtencollectief. "Ik kijk met grote zorg terug op de afgelopen jaren. Er zijn grote missers gemaakt als het gaat om de bescherming van kinderen. Denk aan het recht op jeugdzorg en de vluchtelingenkinderen."
Over de komende jaren is hij daarom ook gematigd positief. "Rechters lijken het Kinderrechtenverdrag nu serieus te nemen en ook praktijkwerkers krijgen het belang van het kind steeds beter tussen de oren. Daarentegen groeit de armoede onder kinderen. Ook het vreemdelingenbeleid en de positie van het kind daarin moet verbeteren." Meuwese wil een 'optocht' organiseren. "Om kinderrechten te implementeren moeten we in beweging komen."
Geen respect voor kinderrechten
Dat vindt ook VN-Comité voorzitter Jaap Doek. "De regering moet een integraal nationaal actieplan opstellen voor de implementatie van het verdrag. Het wordt tijd dat Nederland het Kinderrechtenverdrag serieus neemt." Doek vindt dat er in Nederland geen respect is voor de rechten van het kind. De overheid en de politiek besteden daar volgens hem te weinig aandacht aan. "In september is een wet ingediend waarin staat dat geweld in de opvoeding niet geoorloofd is. De Raad van State heeft hierover een negatief advies gegeven. Hoe moeten we werken als de Raad niet eens in staat is een royale ondersteuning te geven?"
Ook op het vreemdelingenbeleid heeft hij kritiek. "Verdonk wil dat vreemdelingen die binnen drie jaar een misdrijf plegen het land worden uitgezet. Welke consequenties dit heeft voor kinderen, krijgt nauwelijks aandacht." Het Nederlandse parlement moet wat kinderrechten betreft de komende jaren een meer systematische en kritische houding innemen, vindt Doek. "Er moet een kinderombudsman komen, er moet een toewijzing komen van middelen en een effectieve bijdrage voor de implementatie van het verdrag, zodat Nederland een inspiratiebron wordt voor andere landen."